“Alle examenkandidaten moeten een goede kans krijgen om te laten zien wat ze in huis hebben.”
Franke Teunisse is al meer dan 30 jaar betrokken bij het staatsexamen Nt2, sinds de begindagen van het examen. Ze vertelt hoe – en waarom het examen wordt gemaakt. “Vanaf eind jaren ’80 was duidelijk dat er behoefte was aan beleid voor tweede taalonderwijs, voor volwassenen die geen opleiding in Nederland hadden gevolgd. Er was nog geen manier waarop bijvoorbeeld migranten konden aantonen op welk niveau zij de Nederlandse taal beheersten. Doorstroom naar werk en opleiding, dat was het voornaamste doel. De examens boden die mogelijkheid. Een diploma geeft toegang tot opleidingen en biedt een betere positie op de arbeidsmarkt. Inmiddels heeft het examen zichzelf ook bewezen: mensen komen inderdaad op de juiste plek terecht.”
Op dit moment is Franke lid van de commissie staatsexamen Nt2. Deze commissie bestaat uit onafhankelijke Nt2- en toetsdeskundigen en bewaakt het niveau en de kwaliteit van de opgaven en examens. Ook stelt de commissie van elke examenafname de uitslagen vast. De commissie gaat dan bijvoorbeeld na of een examen volgens afgesproken procedures is afgenomen.
“In de examens wordt authentiek materiaal gebruikt. Bijvoorbeeld leesteksten die je echt tegen kan komen. De toetsconstructeurs van Bureau ICE en Cito BV maken eerst conceptopgaven, vervolgens worden die opgaven voorgelegd aan de commissie. Wij geven daar feedback op, die wordt verwerkt en zo komen we samen tot nieuwe opgaven. De opgaven komen nauwkeurig tot stand en ook worden de examens als geheel goed bekeken. Past het bij wat we hebben afgesproken in de toetsmatrijs? Hoe is de combinatie van opdrachten? Zit er voldoende afwisseling in de onderwerpen? Alle examenkandidaten moeten een goede kans krijgen om voldoende te laten zien wat ze in huis hebben.”
De onderwerpen die aan bod komen, worden niet willekeurig gekozen. Al sinds de start van het examen is bepaald dat de taalvaardigheid binnen drie domeinen wordt getoetst: werk, opleiding en dagelijks leven.
“Het is belangrijk om te bepalen: wat heeft iemand nodig op de plek waar hij of zij uiteindelijk terecht gaat komen? Mensen hebben taalvaardigheid nodig in het dagelijks leven, op een werkplek of op een opleiding. Een examen heeft uiteindelijk beperkte tijd, je kan iemand niet een hele dag laten schrijven of spreken. Er is zoveel mogelijk variatie in onderwerpen, maar je kunt niet alles toetsen. Het moet dus een goede afspiegeling zijn van die drie domeinen.
In het begin werden de examens ook ‘startbewijzen’ genoemd, om aan te geven aan een opleiding of werkgever: ‘deze persoon heeft het geschikte taalniveau om een succesvolle start te maken met de opleiding of het werk’. Tegelijkertijd gaat de taalontwikkeling nog door. Je kunt bijvoorbeeld niet verwachten dat iemand dan al een volledig vakjargon beheerst. Het zou mooi zijn als werkgevers weten dat zij daarin nog wel kunnen investeren.”
Sinds de Wet inburgering 2021 wordt het staatsexamen Nt2 ook ingezet als onderdeel van het inburgeringstraject. “Dat heeft te maken met de verhoogde taaleis naar B1-niveau. Inburgeraars moeten in principe laten zien dat ze dat B1-niveau beheersen, maar als dat echt niet haalbaar is, dan kan er nog afgeschaald worden naar A2. Programma I van het staatsexamen Nt2 is op B1-niveau, dus het is logisch dat het staatsexamen hiervoor wordt gebruikt. Het staatsexamen Nt2 is een ‘functioneel’ examen: alle toetstaken zijn taken die je in het echte leven kan tegenkomen in werk, opleiding en het dagelijks leven. Daarmee is het volgens mij een goede dwarsdoorsnede van wat inburgeraars moeten leren en kunnen om zelfstandig mee te kunnen doen in de Nederlandse samenleving.”